Na ruim een jaar van voorbereidingen kwamen ze vandaag als kunstwerk terug naar de plaats waar ze opgroeiden en overleden zijn. Ik vond het een spannend moment. Een jaar werk je aan een kunstwerk waarbij het meeste werk voor mij achter de tekentafel en computer is gedaan. Duizenden foto’s zijn er voorbij gegaan waarbij de uiteindelijke selectie al vele keren bijgesteld was.
Van de Boomsma’s zelf waren eigenlijk niet eens zoveel foto’s. Via vrienden, oude buren, streekarchief en veel zoeken “in alle hoeken” kwamen de foto’s. Oude foto’s van Middelharnis heb ik gelukkig zelf ruimschoots voor handen. Schuiven, passen en meten en uiteindelijk de knoop doorhakken. Zo moet het worden.
Vanmorgen zag ik het werk helemaal compleet. Tot dan had ik het in stukken gezien. Nog zonder de gefreesde tekst en het uiteindelijke fotowerk. Wat was ik blij dat ik alle foto’s op het laatst nog extra contrast heb gegeven en de lichtsterkte gewijzigd heb.
Ik was bang dat het te schreeuwend zou zijn maar het was precies goed. Duidelijk zichtbaar en het grote zoekplaatje bleek ook echt een zoekplaatje te zijn. Ik wist waar ik moest kijken maar bleef zoeken naar nieuwe gezichten en foto’s. Hoe zou een ander dat ervaren?
Op het moment dat de gebroeders van de wagen getakeld werden kwamen de eerste kijkers. “Ik wist hier helemaal niets van. Ja, dat je met iets bezig was maar niet dat dit voor mijn deur zou komen….”
“Zou je ‘m niet omdraaien? Nu kijk ik tegen een achterkant met tekst aan….” “Weet je nu na het graven ook hoe mijn waterleiding ligt….” Op deze vraag kon ik geen antwoord geven. We waren geen leidingen tegen gekomen. Op de andere vragen heb ik naar hartelust geantwoord.
Dat ik gekozen heb voor aluminium omdat ik glas daar te kwetsbaar vond en omdat ik graag de link naar het oude en het moderne wilde.
Dat ik ze ook als kleine kinderen heb neergezet omdat de Boomsma’s voor mij altijd de verwondering van een kind met zich meedroegen en altijd echt geïnteresseerd waren in de ander.
Dat ik de Boomsma’s op oudere leeftijd bewust vooraan gezet heb omdat er nog zoveel mensen ze zo herinneren.
Dat ik één voet bewust een beetje scheef gezet heb omdat ze altijd in een zelfde schommelende pas liepen.
Dat ik bewust de digitale kenmerken in de gezichten versterkt heb ten opzichte van de kleuren van vroeger.
Zo zijn er nog veel bewuste keuzes die uitgelegd zullen worden.
Waarom ik de Boomsma’s gekozen heb als kunstwerk….. Toen ik pas op ons eiland woonde kwam ik al snel in aanraking met de tweeling. Ik was altijd gefacineerd door de vele mooie verhalen over hun verre reizen en het dorp. Alsof een geschiedenisleraar er eens even de tijd voor nam om je iets uit te leggen. Als dan de watersnood of de oorlog weer ter sprake kwam dan wist ik dat ik me vooral niet meer hoefde te haasten. Geschiedenis was een moooi vak en zeker als het door twee voorname heren werd uitgelegd. Uren heb ik geluisterd en genoten aan de tafel in het volgepropte huis aan de Visserstraat. Een aardappel mee eten was een belevenis. Zo ook de pogingen om mij aan een kopje thee te krijgen.
Nu vele jaren na de eerste ontmoeting betreur ik het dat er zo weinig is overgebleven van dat grote archief dat ze hadden. De vele duizenden foto’s en dia’s, de oude 8 mm films……. Ze hebben zoveel waarde omdat er verhalen bij horen. Stemmen uit Indië. Kindergejoel van het Havenhoofd waar honderden kinderen hebben leren zwemmen bij de gebroeders. Gefluister uit het verzet…… Weinigen beseffen hoe groot de rol is geweest die de tweeling heeft gespeeld in de gemeente Middelharnis.
Toen ik in de jaren ’80 met burgemeester van Welsenis rond de tafel zat om een plan uit te leggen met een kunstwerk voor de haven van Middelharnis noemde ik de namen Han en Rien Boomsma. Een doorkijk van vroeger naar het heden met de gebroeders centraal. Toen Van Welsenis (te jong) overleed gingen de plannen de la, de kast of misschien wel de kachel in. Met de opdracht van de gemeente en het Kunstgebouw in 2012 heb ik als eerste de naam van de Boomsma’s weer genoemd. Met het Kunstgebouw had ik al eerder contakt gehad over de kunstopdrachten die er zouden komen en zij adviseerden me dan ook zeker de plannen in te dienen.
Toen uiteindelijk bekend werd dat ik de opdracht mocht uitvoeren begon de zoektocht naar de achtergronden en beeldmaterialen pas echt. Ik heb de afgelopen jaren heel wat afgemopperd op onze gemeenteambtenaren maar in dit project vond ik de samenwerking voortreffelijk en zeer aangenaam. Anne Marijke Elema die gelooft in het project, Jan Both die onze geschiedenis zo treffend kan verwoorden en doorspitten. Jan Verhage van de Rabobank die het cultuurfonds van deze bank kon overtuigen van een extra subsidie en Ingrid en Henry van het Kunstgebouw. Ze hebben me de juiste bagage en vertrouwen gegeven om dit uit te voeren. Het was tenslotte Segno d’ Arte uit Groot Ammers die groot werk deden in aluminium.
Vertrouwen moet je krijgen. Ook van de inwoners. Overal waar ik kwam waren er wel verhalen over de Gebroeders Boomsma en verwijzingen waar ik weer wat mee kon doen. Het doet je goed als men in je werk geïnteresseerd is. Wat me wel opvalt en ook hooglijk verbaasd is de interesse van de collega kunstenaars in de regio. Wat was men kwaad dat er opdrachten naar kunstenaars van buiten het eiland gingen. Maar toen er uiteindelijk twee opdrachten naar de eilandelijke kunstenaars gingen zag en hoorde je niemand. Zowel op de presentatie avond van Michel Snoep voor zijn kunstwerk in Dirksland als mijn presentatie van mijn werk in Middelharnis heb ik geen enkele belangstellende collega kunstenaar gezien of gehoord……. Juist vanuit deze groep die zich zo graag wil profileren als een hecht kunstenaarscollectief zou je meer verwachten. Kunstenaars zijn zonderlingen. Misschien maar goed ook…..
Nee, dan Jan met de Pet, de gewone man die de Boomsma’s als de eigenzinnige schommelde heren heeft gekend.
Dit kunstwerk van de Gebroeders Boomsma is een opstap naar meer. Een mooie link van vroeger naar het heden. Aan de hand van deze beelden kun je de schoolkinderen vertellen hoe het was om in het open water van het Haringvliet te leren zwemmen bij het havenhoofd, kun je vertellen over de reizen naar andere culturen, over de handelsgeest van twee Flakkeese jongens, over het werk in de oorlog voor het verzet, over de werkzaamheden tijdens de ramp, over hun boeken, hun films, dia’s, foto’s, apparatuur….. De Boomsma’s kunnen ons helpen om bewust te zijn van de vele mogelijkheden die de huidige jeugd heeft en deze optimaal te benutten. Ook het bewustzijn hoe mooi onze omgeving is en hoe bijzonder het leven op zo’n eiland is.
Het Vingerling, waar vroeger de boten vertrokken en de verhalen rond gingen heeft een rijke historie. Het is zo mooi om daar nu weer een schakel aan vast te kunnen ketenen.
Waarom het Vingerling in Middelharnis……? De eerste standplaats voor de gebroeders zou bij de Wilhelminabrug in Middelharnis zijn. Uitgevoerd in glas en staal. De gemeente enthousiast, Kunstgebouw enthousiast en kunstenaar enthousiast. Het waterschap was niet enthousiast. De dijk waar het op zou komen zou te zwaar belast worden en bovendien zou het kunstwerk weleens bussen met duizenden toeristen met zich mee kunnen brengen……..Ik vond het een prachtige gedachte en heb er hard om gelachen. Duizenden toeristen…….. en die komen allemaal bij het cafe van Piet de Kok plassen….. Ja, ja….
Dan een alternatief. Voor mij was er eigenlijk maar één alternatief. Het Vingerling. Daar aan de binnenhaven van Middelharnis hebben ze vele voetstappen achtergelaten. Ik heb het zelfs nog op film. Gemeente enthousiast, Kunstgebouw enthousiast, kunstenaar enthousiast. Het waterschap was deze keer ook niet echt enthousiast.
Ook het Vingerling is een waterkering en deze wordt ook erg belast. Gelukkig zou er meer plaats zijn voor al die duizenden toeristen want daar werd niet meer over gesproken. Nee, de fundering was te zwaar. Of deze lichter kon. Nee, kan niet hebben we uitgerekend. OK, het mocht alleen was 60 cm onder het maaiveld wel erg veel voor de bekisting. Ook dit kon voor onze berekening niet anders en ook dat bleek toch geen probleem te zijn. Wel hebben we even moeten schuiven. De toegedachte plaats stond wel erg dicht op het terras van De Brasserie. Dus schoven we door naar het breedste stuk van Het Vingerling. Bij het huisje en potterie van Guido. De Gebroeders zouden het best goed hebben kunnen vinden met onze Belg.
Het kunstwerk staat in de direkte omgeving van het terras van de Brasserie. Eigenaar van John Kern kwam me vanmorgen vertellen dat het wel erg bijzonder is. Zijn terras naast de Boomsma’s. Vroeger waren de Boomsma’s zijn buren aan de Voorstraat.
Oja, als je het kunstwerk goed bekijkt zie je dat ik mezelf ook nog ergens heb “verwerkt”. Het is wel m’n kans om me met de heren te laten vereeuwigen.
“Deze dag komt niet meer terug”
Han en Rien Boomsma – een kleurrijk duo
Onder de eerste groep leerlingen van de Rijks-HBS in Middelharnis bevond zich een eeneiige tweeling: Joannes en Marinus Boomsma, geboren op 22 maart 1901 in Middelharnis.
Beiden bleven ongehuwd en bovenal onafscheidelijk van elkaar.
De Boomsma’s, zoals bijna iedereen ze kende, waren sportief, reislustig en legden al vroeg de wereld om hen heen vast op foto en film.
Helaas is er weinig bewaard gebleven van hun foto- en filmmateriaal.
De Boomsma’s kunnen ongetwijfeld gerekend worden tot de kleurrijkste oud-leerlingen van de school.
Zij wisten veel te verhalen over het verzetswerk in de oorlog, de hulpverlening bij de Ramp, sportieve successen en niet te vergeten de verre reizen die ze hebben ondernomen.
De vader van de tweeling, Benjamin Boomsma, kwam eind 1899 naar Middelharnis om als medewerker van een accountbureau uit Rotterdam de boekhouding van de in 1888 opgerichte Flakkeesche Boekdrukkerij te controleren.
De resultaten van dit onderzoek rapporteerde hij aan zijn aanstaande schoonvader, M. van de Roovaart. Laatstgenoemde besloot de zo goed als failliete handel over te nemen voor een bedrag van fl. 1,- inclusief alle schulden.
Benjamin Boomsma moest de zaak weer op de rails zetten, hetgeen hem lukte.
De uit Sneek afkomstige Boomsma trouwde kort daarop met de in Parijs geboren en in Rotterdam wonende Mathilde Henriëtte van de Roovaart.
In 1901 werd een tweeling geboren, twee jongens.
Het was bepaald geen van gezondheid blakend duo maar twee armetierige wezentjes die samen net 6 pond haalden en voor wie het meest natuurlijke voedsel te zwaar was.
Ze verdroegen enkel gortewater.
De tweeling was twee maanden te vroeg geboren.
Han woog 1.600 en Rien slechts 1.500 gram. Tot hun twaalfde jaar zijn ze zwak gebleven, maar na die twaalf magere jaren volgden betere tijden.
De twee jongens kregen twee zusjes, in 1903 Gepke Jeanne Petronella Pauline (Gep) en in 1906 Maria Josina (Mies).
Alle vier zouden ze de HBS in Middelharnis bezoeken, de tweeling Han en Rien en Gep werden in 1917 en Mies in 1919 ingeschreven.
Ze hadden respectievelijk de volgende inschrijfnummers: 4, 5, 26 en 73.
Het gezin woonde in eerste instantie aan de Voorstraat van Middelharnis, waar ook de drukkerij was gevestigd, maar verhuisde diverse malen.
Han en Rien bezochten de lagere school in Middelharnis en maakten het laatste leerjaar in Rotterdam af omdat vader met het schoolhoofd ruzie had gekregen. Vader had er wel wat voor over, want hij stuurde zijn zoons daarna naar de HBS in Den Haag.
Toen in 1917 de HBS in Middelharnis kwam, keerden de gebroeders terug en zij zijn de oudste oud-leerlingen van deze school.
De drukkerij Naast het drukken van boeken en allerlei ander drukwerk was de Flakkeesche Boek- en Handelsdrukkerij van Boomsma uitgever van het streekblad ‘Onze Eilanden’.
Beide zoons toonden duidelijk belangstelling voor de journalistiek en de fotografie, maar ook wel het grafische vak.
Omdat ze toch voorbestemd waren patroons te worden stuurde vader Boomsma zijn zoons naar Boedapest waar ze als volontair op een grote drukkerij werkten.
Toen een communistische revolutie dreigde, kwamen ze – na een half jaar – terug naar Flakkee en maakten gelijk weer plannen voor een andere reis, ze wilden naar Amerika.
Het werd Bazel waar ze als eerste Hollanders een monteurcursus volgden.
Ze bleven er vijf maanden. Net waren ze terug toen vader Boomsma ziek werd. Dat was 1927; zeven jaar later overleed hij.
Het is dan 1934. Het land verkeerde in een ernstige crisis en in die slechte tijd werd Han directeur van de drukkerij. Van de dertig werknemers waren er – bij gebrek aan orders – nog zeven overgebleven.
Bovendien lag de handel in schoolboeken – 60% van de omzet – stil in verband met de spelling Marchand. Gelukkig kwamen nieuwe orders en in 1936 was het gehele vroegere personeel weer aan het werk.
In 1939 hadden ze het alweer zover geschopt dat er aan uitbreiding van het bedrijf moest worden gedacht maar de inval van de oorlog wijzigde deze plannen.
Ze hadden echter voor dit doel al een woning naast de drukkerij gekocht.
Na de oorlog werd er op deze plaats een bouwverbod gelegd want, beredeneerde de toenmalige burgemeester Rijnders: “als er weer eens oorlog komt zou zo’n groot bedrijf midden in de gemeente de aandacht trekken en worden gebombardeerd”.
‘Mein Kampf’ en ‘Verdrinkend Land’ In 1938 kreeg de Flakkeesche Boek- en Handelsdrukkerij opdracht van de Amsterdamsche Keurkamer de Nederlandse vertaling van ‘Mein Kampf’ te drukken.
Deze opdracht hebben de gebroeders aanvaard, zo verklaarde Rien later, omdat een oom luitenant-kolonel was bij de Generale Staf en zij eventueel voor het leger interessante informatie door konden spelen.
De eerste vertaling werd afgekeurd, een groot deel van het boek was toen reeds gezet. Niet veel later volgde een aangepaste vertaling.
Op 6 december 1939 lag het boek in de boekhandels en het werd een beststeller.
Begin 1940 kregen de Boomsma’s de opdracht voor een derde druk van 15.000 exemplaren, maar in oktober was er nog niets gebeurd.
De Boomsma’s hadden er blijkbaar geen zin meer in en vanaf de derde druk verscheen het boek bij Drukkerij Thieme. Het zetsel werd vanuit Middelharnis in een vrachtwagen naar Nijmegen overgebracht.
In totaal zouden zes drukken van de Nederlandstalige uitgave verschijnen met een gezamenlijke oplage van 110.000 exemplaren.
In de loop van de oorlog raakte de tweeling betrokken bij het verzet. In 1942 werden ze door Vogelaar en Keur uit Melissant gevraagd illegaal drukwerk te verzorgen.
Pakken illegale krantjes zijn bij hen de deur uitgegaan. In 1945 kregen ze opdracht de Duitse legercode te drukken. Een Duitser hield hen angstvallig in de gaten, ze mochten niet eens naar het drukwerk kijken.
Rien leidde de Duitse wacht even af en Han liet ‘per ongeluk’ een blaadje met de volledige Duitse legercode onder de pers vallen! ’s Avonds werd het gepakt.
Han verstopte het in een kokertje en bracht het naar Den Haag. Toen twee weken later de aanvullende code moest worden gedrukt zou hetzelfde spelletje nog eens worden herhaald, maar daar werd Han gesnapt toen hij een exemplaar in zijn hand had.
Zes bewapende soldaten sprongen op hem af en drukten hem het pistool in de rug.
In het kantoortje keek hij recht in de loop van een revolver en werd met ‘erschiessen’ gedreigd maar Han verklaarde, de onschuldigheid zelve, alleen de kwaliteit van het drukwerk te willen controleren en dat werd geloofd.
Toen kort voor Kerstmis 1944 Flakkeese jongens en mannen werden opgepakt om te moeten gaan werken in Duitsland, drukten ze 800 Ausweisen.
Omdat ze op rood papier werden gedrukt was het rode papier al eerder in beslag genomen, maar de Boomsma’s hadden een klein voorraadje bij gasdirecteur Dijkers opgeslagen.
Han en Rien lieten de bezetter twee gezichten zien. Rien – lid van de Rode Kruiscolonne – hielp eens een Duitse soldaat, die op het Havenhoofd gewond was geraakt.
De bevolking heeft hem dat verweten maar het viel bij de Duitsers in goede aarde en ze verdachten hem zo gauw niet van illegaal werk.
Een tastbaar resultaat van het illegale werk is het boek ‘Verdrinkend Land’. In februari 1944 werd het overgrote deel van Flakkee onder water gezet: de inundatie.
De dorpen Middelharnis-Sommelsdijk en Dirksland bleven droog doordat de inwoners er een kade omheen hadden gelegd. Han kreeg als leider van de Rode Kruiscolonne toegang tot het geïnundeerde gebied, dat voor veruit de meeste mensen verboden terrein was.
De Boomsma’s waren fanatieke amateurfilmers en -fotografen. Enkele keren wist Han een fototoestel mee te nemen.
Fotograferen was uiteraard verboden, maar Han knipte talloze foto’s van het getroffen gebied, de schade en de versperringen.
Zo kreeg hij een pracht documentatie, die ze verwerkten in het boek ‘Verdrinkend land’. De foto’s uit “Verdrinkend land” zijn HIER , op de website van WO2 op Goeree-Overflakkee, te zien.
Het boek werd gekwalificeerd als een eersterangs oorlogsdocumentatie en de foto’s werden zelfs nog als bewijsvoering gebruikt in het proces tegen Seyss Inquart.
In 1981 ontvingen zij beiden – kort voor het overlijden van Han – het Verzetsherdenkingskruis.
Indonesië zoals wij dat zagen
Toen op 27 oktober 1947 prinses Juliana en prins Bernhard het eiland bezochten werd Han ingeschakeld om de pers wegwijs te maken en te begeleiden, maar hij filmde zelf om het hardste mee.
Een film van circa 20 minuten was het resultaat.
Han kreeg van de Flakkeese soldaten in Indië het verzoek of de film ook daar vertoond kon worden.
Han vroeg de NIWIN (Nationale Inspanning Welzijnsverzorging Indië) de film te versturen, maar daar kwam al gauw iemand met de suggestie dat het toch eigenlijk veel prettiger zou zijn als Han zelf zijn film en talloze dia’s ging vertonen.
Han dacht er niet al te lang over na; hij maakte en passant een film van de reis naar Indië en hij zwoegde daar van kamp naar kamp.
Hij trok door Ambon, Nieuw Guinea, Celebes en kwam na precies een jaar weg te zijn geweest weer thuis.
Hij was hard aan wat rust toe en met zijn broer vertrok hij naar de voet van de Mont Blanc waar ze voor enkele weken hun tentje opzetten, je kon toch moeilijk in de Voorstraat te Middelharnis weer op verhaal komen of nog eens diep nadenken wie de vrouw was die hem in de boesboes van Indië met ‘dag Han’ had begroet; ze had niet willen vertellen wie ze was.
De film die Han had gemaakt in Indië werd weer veel vertoond op Flakkee en in 1950 verscheen het boekwerk ‘Indonesië zoals wij dat zagen! – Een fotoboek’.
In het ‘Ten geleide’ schrijft Han:
“Die ‘wij’- dat zijn de soldaat en ik.
En onder het begrip ‘soldaat’ valt: de soldaat-sadja, de korporaal, de onderofficier, de luitenant, de kapitein, de majoor, de overste, de kolonel en de generaal.
En eigenlijk ook dat dappere verpleegstertje, dat ons, met de hospitaal-soldaten, verpleegde als we ziek waren, haar collega van het Rode Kruis-team, dat de kampong introk om zieken te helpen, de dokter, de dominé en aalmoezenier, die ons in ernstige en moeilijke ogenblikken moed in spraken, mijn collega’s van de Niwa – de artiestenorganisatie van de Niwin, waarvan velen toch wèl naar de voorposten trokken – met achter zich, reizende in drietonner of jeep, soldaten met bren of stengun, om hen te beschermen op eenzame wegen tegen overvallen van snipers uit de bossen.”
‘Gebroken dijken’ De gebroeders wijdden zich weer aan hun bedrijf tot in de nacht van 1 februari 1953 de dijken braken.
Han Boomsma was lid van de gemeenteraad en hij vroeg de burgemeester maatregelen te willen nemen tegen de valse berichten die over het rampgebied en met name over Goeree-Overflakkee in de landelijke pers verschenen.
Prompt werd Han hoofd van de persdienst.
Het kantoor op de drukkerij werd perscentrum en de persmensen konden daar hun gegevens verkrijgen; door de Provinciale Waterstaat werden officiële berichten verstrekt.
Natuurlijk waren de Boomsma’s al lang, midden in de chaos, aan het fotograferen getrokken.
Het resultaat werd neergelegd in het bekend geworden boek ‘Gebroken Dijken’ dat in grote oplage is verschenen.
Het boek was een uitgave van het Wetenschappelijk Genootschap Goeree-Overflakkee en kan tot op de dag van vandaag gezien worden als het belangrijkste naslagwerk over de Watersnoodramp op Goeree-Overflakkee.
Daarnaast is de vormgeving met de verschillende ingevoegde kaarten nog steeds een pracht uitgave.
Enkele jaren later is de Flakkeesche Drukkerij J & M Boomsma dan ook gevraagd voor de verzorging van ‘Gekwelde Grond’, het herinneringsboek aan de Ramp voor Schouwen-Duiveland.
Globetrotters
Veel ouderen kennen de Boomsma-tweeling van de dia- en filmvoorstellingen, die ze van de jaren vijftig tot in de jaren zeventig verzorgden van hun verre reizen
Lang voordat vakanties naar het buitenland en zeker verre reizen voor veel mensen nog niet gewoon waren, kwamen de Boomsma’s met veelal de fiets als vervoermiddel en de tent als onderdak op de meest uiteenlopende plekken.
Ze waren twintig jaar toen zij met de fiets naar Parijs gingen en een tocht door België maakten, langs de slagvelden van de Eerste Wereldoorlog.
In september 1921 verscheen het boekje ‘DOOR BELGIË Causeriën over herinneringen van een fietstocht in België door Joannes Boomsma’.
Later togen ze met de kampeerclub naar Tirol en Noord-Italië. In Noorwegen werd een voettocht van drie weken gemaakt.
Zo gauw ze de daaraan gepaard gaande beslommeringen achter de rug hadden stapten ze op de fiets en verdwenen in zuidelijke richting.
Ze stuurden hun fietsen naar Portugal en peddelden vrolijk door het hete Portugal en Spanje naar Gibraltar en … als je daar toch op de fiets bent waarom zou je dan niet gewoon weer naar huis fietsen, zo heel ver is het nou toch ook weer niet… ze deden er een half jaar over.
Het jaar daarop (1957) reisden ze naar Athene, ze bezochten Kreta en Joegoslavië; het volgend jaar verbeterden ze hun record door vanaf Napels naar Nederland te fietsen!
Weer een jaar later trokken ze door de Pyreneeën, vervolgens naar Egypte, Jeruzalem, Cyprus, Denemarken, Moskou, Marokko en in 1966 naar Bagdad en het oude Mesopotamië.
Ze maakten studie van de oude culturen en vervlogen beschavingen.
Van deze laatste reis en ook wel van andere ‘historische’ reizen verschenen verslagen in Eilanden Nieuws, maar het beste konden zij onder het vertonen van prachtige dia’s vertellen over de landen die ze hebben bezocht en bestudeerd.
Het kamperen duurde tot hun 75ste jaar. Vanaf die tijd namen ze een hotel of appartement.
Dat was wel duurder, maar ’s winters verdienden ze wat bij met het geven van lezingen met dia’s.
Bovendien waren de broers niet veeleisend.
Sportieve prestaties De Boomsma’s waren bijzonder sportief.
Niet alleen fietsten ze tijdens de vakanties honderden kilometers, het waren ook uitstekende zwemmers.
Daarnaast was Han jarenlang keeper van het eerste elftal van MSVV Flakkee.
In 1927 waren ze medeoprichters van de Flakkeesche Zwemclub.
Spoedig daarna werd de Flakkeesche reddingsbrigade opgericht voor het redden van drenkelingen.
Daaruit kwam de EHBO-afdeling en later de Rode Kruiscolonne voort. Han werd ploegcommandant van de Rode Kruiscolonne onder het motief dat hij talen sprak en altijd beschikbaar was.
Rien was de zwemleraar. De lessen werden gegeven in de haven bij het Havenhoofd.
Beiden waren bevoegd om les te geven. In een oud krantenknipsel is te lezen, dat ze een diploma behaalden in 1931 in Den Haag.
Han was de wedstrijdzwemmer, die heel wat medailles heeft gewonnen.
Rien heeft naar eigen schatting ongeveer 600 jongens en meisjes leren zwemmen.
Beide broers hebben het eens in de week een uurtje zwemmen in het instructiebad van Middelharnis tot op oudere leeftijd volgehouden.
Op 25 september 1981 is Han op 80-jarige leeftijd overleden. Het was zwaar voor Rien om alleen achter te blijven, want zij waren altijd samen.
Rien is op 5 juni 1991 op 90-jarige leeftijd overleden.
Tot zijn 89ste jaar was hij eens in de week in het zwembad van ‘De Staver’ te vinden.
Met het overlijden van de Boomsma’s is Goeree-Overflakkee een kleurrijk duo armer geworden.
Door: J.C. Both – streekarchivaris