In mei exposeerde ik tijdens de KunstKijk route op Goeree Overflakkee.
Mijn werk hing in “De Schuur van Soldaat”, een prachtige oude boerderij aan de Zeedijk in Stad aan het Haringvliet.
Ik exposeerde met nieuw werk waarvan er een aantal zijn uitgevoerd/gegoten in epoxy. Ik heb o.a. een tweeluik gemaakt over de gebroeders Boomsma uit Middelharnis. Ik vind dat deze broers meer aandacht verdienen gezien hun inzet voor de gemeente Middelharnis. Nog geen laantje, steeg of fietspad is er naar hen vernoemd. Daar gaan we verandering in brengen. Ik begin bescheiden met deze expositie en ga daarna in het groot. Echt groot….
WWW.KUNSTKIJK.COM
Twee van de getoonde werken zijn gebaseerd op de gebroeders Boomsma. Waarom……?
Han en Rien Boomsma – een kleurrijk duo
Onder de eerste groep leerlingen van de Rijks-HBS in Middelharnis bevond zich een eeneiige tweeling: Joannes en Marinus Boomsma, geboren op 22 maart 1901 in Middelharnis. Beiden bleven ongehuwd en bovenal onafscheidelijk van elkaar. De Boomsma’s, zoals bijna iedereen ze kende, waren sportief, reislustig en legden al vroeg de wereld om hen heen vast op foto en film. Helaas is er weinig bewaard gebleven van hun foto- en filmmateriaal. De Boomsma’s kunnen ongetwijfeld gerekend worden tot de kleurrijkste oud-leerlingen van de school. Zij wisten veel te verhalen over het verzetswerk in de oorlog, de hulpverlening bij de Ramp, sportieve successen en niet te vergeten de verre reizen die ze hebben ondernomen.
De vader van de tweeling, Benjamin Boomsma, kwam eind 1899 naar Middelharnis om als medewerker van een accountbureau uit Rotterdam de boekhouding van de in 1888 opgerichte Flakkeesche Boekdrukkerij te controleren. De resultaten van dit onderzoek rapporteerde hij aan zijn aanstaande schoonvader, M. van de Roovaart. Laatstgenoemde besloot de zo goed als failliete handel over te nemen voor een bedrag van fl. 1,- inclusief alle schulden. Benjamin Boomsma moest de zaak weer op de rails zetten, hetgeen hem lukte. De uit Sneek afkomstige Boomsma trouwde kort daarop met de in Parijs geboren en in Rotterdam wonende Mathilde Henriëtte van de Roovaart. In 1901 werd een tweeling geboren, twee jongens. Het was bepaald geen van gezondheid blakend duo maar twee armetierige wezentjes die samen net 6 pond haalden en voor wie het meest natuurlijke voedsel te zwaar was. Ze verdroegen enkel gortewater. De tweeling was twee maanden te vroeg geboren. Han woog 1.600 en Rien slechts 1.500 gram. Tot hun twaalfde jaar zijn ze zwak gebleven, maar na die twaalf magere jaren volgden betere tijden.
De twee jongens kregen twee zusjes, in 1903 Gepke Jeanne Petronella Pauline (Gep) en in 1906 Maria Josina (Mies). Alle vier zouden ze de HBS in Middelharnis bezoeken, de tweeling Han en Rien en Gep werden in 1917 en Mies in 1919 ingeschreven. Ze hadden respectievelijk de volgende inschrijfnummers: 4, 5, 26 en 73. Het gezin woonde in eerste instantie aan de Voorstraat van Middelharnis, waar ook de drukkerij was gevestigd, maar verhuisde diverse malen.
Han en Rien bezochten de lagere school in Middelharnis en maakten het laatste leerjaar in Rotterdam af omdat vader met het schoolhoofd ruzie had gekregen. Vader had er wel wat voor over, want hij stuurde zijn zoons daarna naar de HBS in Den Haag. Toen in 1917 de HBS in Middelharnis kwam, keerden de gebroeders terug en zij zijn de oudste oud-leerlingen van deze school.
De drukkerij Naast het drukken van boeken en allerlei ander drukwerk was de Flakkeesche Boek- en Handelsdrukkerij van Boomsma uitgever van het streekblad ‘Onze Eilanden’. Beide zoons toonden duidelijk belangstelling voor de journalistiek en de fotografie, maar ook wel het grafische vak. Omdat ze toch voorbestemd waren patroons te worden stuurde vader Boomsma zijn zoons naar Boedapest waar ze als volontair op een grote drukkerij werkten. Toen een communistische revolutie dreigde, kwamen ze – na een half jaar – terug naar Flakkee en maakten gelijk weer plannen voor een andere reis, ze wilden naar Amerika. Het werd Bazel waar ze als eerste Hollanders een monteurcursus volgden. Ze bleven er vijf maanden. Net waren ze terug toen vader Boomsma ziek werd. Dat was 1927; zeven jaar later overleed hij. Het is dan 1934. Het land verkeerde in een ernstige crisis en in die slechte tijd werd Han directeur van de drukkerij. Van de dertig werknemers waren er – bij gebrek aan orders – nog zeven overgebleven. Bovendien lag de handel in schoolboeken – 60% van de omzet – stil in verband met de spelling Marchand. Gelukkig kwamen nieuwe orders en in 1936 was het gehele vroegere personeel weer aan het werk. In 1939 hadden ze het alweer zover geschopt dat er aan uitbreiding van het bedrijf moest worden gedacht maar de inval van de oorlog wijzigde deze plannen. Ze hadden echter voor dit doel al een woning naast de drukkerij gekocht. Na de oorlog werd er op deze plaats een bouwverbod gelegd want, beredeneerde de toenmalige burgemeester Rijnders: “als er weer eens oorlog komt zou zo’n groot bedrijf midden in de gemeente de aandacht trekken en worden gebombardeerd”.
‘Mein Kampf’ en ‘Verdrinkend Land’ In 1938 kreeg de Flakkeesche Boek- en Handelsdrukkerij opdracht van de Amsterdamsche Keurkamer de Nederlandse vertaling van ‘Mein Kampf’ te drukken. Deze opdracht hebben de gebroeders aanvaard, zo verklaarde Rien later, omdat een oom luitenant-kolonel was bij de Generale Staf en zij eventueel voor het leger interessante informatie door konden spelen. De eerste vertaling werd afgekeurd, een groot deel van het boek was toen reeds gezet. Niet veel later volgde een aangepaste vertaling. Op 6 december 1939 lag het boek in de boekhandels en het werd een beststeller. Begin 1940 kregen de Boomsma’s de opdracht voor een derde druk van 15.000 exemplaren, maar in oktober was er nog niets gebeurd. De Boomsma’s hadden er blijkbaar geen zin meer in en vanaf de derde druk verscheen het boek bij Drukkerij Thieme. Het zetsel werd vanuit Middelharnis in een vrachtwagen naar Nijmegen overgebracht. In totaal zouden zes drukken van de Nederlandstalige uitgave verschijnen met een gezamenlijke oplage van 110.000 exemplaren.
In de loop van de oorlog raakte de tweeling betrokken bij het verzet. In 1942 werden ze door Vogelaar en Keur uit Melissant gevraagd illegaal drukwerk te verzorgen. Pakken illegale krantjes zijn bij hen de deur uitgegaan. In 1945 kregen ze opdracht de Duitse legercode te drukken. Een Duitser hield hen angstvallig in de gaten, ze mochten niet eens naar het drukwerk kijken. Rien leidde de Duitse wacht even af en Han liet ‘per ongeluk’ een blaadje met de volledige Duitse legercode onder de pers vallen! ’s Avonds werd het gepakt. Han verstopte het in een kokertje en bracht het naar Den Haag. Toen twee weken later de aanvullende code moest worden gedrukt zou hetzelfde spelletje nog eens worden herhaald, maar daar werd Han gesnapt toen hij een exemplaar in zijn hand had. Zes bewapende soldaten sprongen op hem af en drukten hem het pistool in de rug. In het kantoortje keek hij recht in de loop van een revolver en werd met ‘erschiessen’ gedreigd maar Han verklaarde, de onschuldigheid zelve, alleen de kwaliteit van het drukwerk te willen controleren en dat werd geloofd. Toen kort voor Kerstmis 1944 Flakkeese jongens en mannen werden opgepakt om te moeten gaan werken in Duitsland, drukten ze 800 Ausweisen. Omdat ze op rood papier werden gedrukt was het rode papier al eerder in beslag genomen, maar de Boomsma’s hadden een klein voorraadje bij gasdirecteur Dijkers opgeslagen. Han en Rien lieten de bezetter twee gezichten zien. Rien – lid van de Rode Kruiscolonne – hielp eens een Duitse soldaat, die op het Havenhoofd gewond was geraakt. De bevolking heeft hem dat verweten maar het viel bij de Duitsers in goede aarde en ze verdachten hem zo gauw niet van illegaal werk.
Een tastbaar resultaat van het illegale werk is het boek ‘Verdrinkend Land’. In februari 1944 werd het overgrote deel van Flakkee onder water gezet: de inundatie. De dorpen Middelharnis-Sommelsdijk en Dirksland bleven droog doordat de inwoners er een kade omheen hadden gelegd. Han kreeg als leider van de Rode Kruiscolonne toegang tot het geïnundeerde gebied, dat voor veruit de meeste mensen verboden terrein was. De Boomsma’s waren fanatieke amateurfilmers en -fotografen. Enkele keren wist Han een fototoestel mee te nemen. Fotograferen was uiteraard verboden, maar Han knipte talloze foto’s van het getroffen gebied, de schade en de versperringen. Zo kreeg hij een pracht documentatie, die ze verwerkten in het boek ‘Verdrinkend land’. Het boek werd gekwalificeerd als een eersterangs oorlogsdocumentatie en de foto’s werden zelfs nog als bewijsvoering gebruikt in het proces tegen Seyss Inquart. In 1981 ontvingen zij beiden – kort voor het overlijden van Han – het Verzetsherdenkingskruis.
Indonesië zoals wij dat zagen Toen op 27 oktober 1947 prinses Juliana en prins Bernhard het eiland bezochten werd Han ingeschakeld om de pers wegwijs te maken en te begeleiden, maar hij filmde zelf om het hardste mee. Een film van circa 20 minuten was het resultaat. Han kreeg van de Flakkeese soldaten in Indië het verzoek of de film ook daar vertoond kon worden. Han vroeg de NIWIN (Nationale Inspanning Welzijnsverzorging Indië) de film te versturen, maar daar kwam al gauw iemand met de suggestie dat het toch eigenlijk veel prettiger zou zijn als Han zelf zijn film en talloze dia’s ging vertonen. Han dacht er niet al te lang over na; hij maakte en passant een film van de reis naar Indië en hij zwoegde daar van kamp naar kamp. Hij trok door Ambon, Nieuw Guinea, Celebes en kwam na precies een jaar weg te zijn geweest weer thuis. Hij was hard aan wat rust toe en met zijn broer vertrok hij naar de voet van de Mont Blanc waar ze voor enkele weken hun tentje opzetten, je kon toch moeilijk in de Voorstraat te Middelharnis weer op verhaal komen of nog eens diep nadenken wie de vrouw was die hem in de boesboes van Indië met ‘dag Han’ had begroet; ze had niet willen vertellen wie ze was. De film die Han had gemaakt in Indië werd weer veel vertoond op Flakkee en in 1950 verscheen het boekwerk ‘Indonesië zoals wij dat zagen! – Een fotoboek’. In het ‘Ten geleide’ schrijft Han:
“Die ‘wij’- dat zijn de soldaat en ik.
En onder het begrip ‘soldaat’ valt: de soldaat-sadja, de korporaal, de onderofficier, de luitenant, de kapitein, de majoor, de overste, de kolonel en de generaal.
En eigenlijk ook dat dappere verpleegstertje, dat ons, met de hospitaal-soldaten, verpleegde als we ziek waren, haar collega van het Rode Kruis-team, dat de kampong introk om zieken te helpen, de dokter, de dominé en aalmoezenier, die ons in ernstige en moeilijke ogenblikken moed in spraken, mijn collega’s van de Niwa – de artiestenorganisatie van de Niwin, waarvan velen toch wèl naar de voorposten trokken – met achter zich, reizende in drietonner of jeep, soldaten met bren of stengun, om hen te beschermen op eenzame wegen tegen overvallen van snipers uit de bossen.”
‘Gebroken dijken’ De gebroeders wijdden zich weer aan hun bedrijf tot in de nacht van 1 februari 1953 de dijken braken. Han Boomsma was lid van de gemeenteraad en hij vroeg de burgemeester maatregelen te willen nemen tegen de valse berichten die over het rampgebied en met name over Goeree-Overflakkee in de landelijke pers verschenen. Prompt werd Han hoofd van de persdienst. Het kantoor op de drukkerij werd perscentrum en de persmensen konden daar hun gegevens verkrijgen; door de Provinciale Waterstaat werden officiële berichten verstrekt. Natuurlijk waren de Boomsma’s al lang, midden in de chaos, aan het fotograferen getrokken. Het resultaat werd neergelegd in het bekend geworden boek ‘Gebroken Dijken’ dat in grote oplage is verschenen. Het boek was een uitgave van het Wetenschappelijk Genootschap Goeree-Overflakkee en kan tot op de dag van vandaag gezien worden als het belangrijkste naslagwerk over de Watersnoodramp op Goeree-Overflakkee. Daarnaast is de vormgeving met de verschillende ingevoegde kaarten nog steeds een pracht uitgave. Enkele jaren later is de Flakkeesche Drukkerij J & M Boomsma dan ook gevraagd voor de verzorging van ‘Gekwelde Grond’, het herinneringsboek aan de Ramp voor Schouwen-Duiveland.
Globetrotters Veel ouderen kennen de Boomsma-tweeling van de dia- en filmvoorstellingen, die ze van de jaren vijftig tot in de jaren zeventig verzorgden van hun verre reizen
Lang voordat vakanties naar het buitenland en zeker verre reizen voor veel mensen nog niet gewoon waren, kwamen de Boomsma’s met veelal de fiets als vervoermiddel en de tent als onderdak op de meest uiteenlopende plekken. Ze waren twintig jaar toen zij met de fiets naar Parijs gingen en een tocht door België maakten, langs de slagvelden van de Eerste Wereldoorlog. In september 1921 verscheen het boekje ‘DOOR BELGIË Causeriën over herinneringen van een fietstocht in België door Joannes Boomsma’. Later togen ze met de kampeerclub naar Tirol en Noord-Italië. In Noorwegen werd een voettocht van drie weken gemaakt.
In 1956 meenden de Boomsma’s dat ze op Flakkee geen taak meer hadden, ze verkochten de drukkerij aan de heer Van Eesteren, die al ruim 40 jaar op het bedrijf werkzaam was geweest. Zo gauw ze de daaraan gepaard gaande beslommeringen achter de rug hadden stapten ze op de fiets en verdwenen in zuidelijke richting. Ze stuurden hun fietsen naar Portugal en peddelden vrolijk door het hete Portugal en Spanje naar Gibraltar en … als je daar toch op de fiets bent waarom zou je dan niet gewoon weer naar huis fietsen, zo heel ver is het nou toch ook weer niet… ze deden er een half jaar over. Het jaar daarop (1957) reisden ze naar Athene, ze bezochten Kreta en Joegoslavië; het volgend jaar verbeterden ze hun record door vanaf Napels naar Nederland te fietsen! Weer een jaar later trokken ze door de Pyreneeën, vervolgens naar Egypte, Jeruzalem, Cyprus, Denemarken, Moskou, Marokko en in 1966 naar Bagdad en het oude Mesopotamië. Ze maakten studie van de oude culturen en vervlogen beschavingen. Van deze laatste reis en ook wel van andere ‘historische’ reizen verschenen verslagen in Eilanden Nieuws, maar het beste konden zij onder het vertonen van prachtige dia’s vertellen over de landen die ze hebben bezocht en bestudeerd.
Het kamperen duurde tot hun 75ste jaar. Vanaf die tijd namen ze een hotel of appartement. Dat was wel duurder, maar ’s winters verdienden ze wat bij met het geven van lezingen met dia’s. Bovendien waren de broers niet veeleisend.
Sportieve prestaties De Boomsma’s waren bijzonder sportief. Niet alleen fietsten ze tijdens de vakanties honderden kilometers, het waren ook uitstekende zwemmers. Daarnaast was Han jarenlang keeper van het eerste elftal van MSVV Flakkee. In 1927 waren ze medeoprichters van de Flakkeesche Zwemclub. Spoedig daarna werd de Flakkeesche reddingsbrigade opgericht voor het redden van drenkelingen. Daaruit kwam de EHBO-afdeling en later de Rode Kruiscolonne voort. Han werd ploegcommandant van de Rode Kruiscolonne onder het motief dat hij talen sprak en altijd beschikbaar was.
Rien was de zwemleraar. De lessen werden gegeven in de haven bij het Havenhoofd. Beiden waren bevoegd om les te geven. In een oud krantenknipsel is te lezen, dat ze een diploma behaalden in 1931 in Den Haag. Han was de wedstrijdzwemmer, die heel wat medailles heeft gewonnen. Rien heeft naar eigen schatting ongeveer 600 jongens en meisjes leren zwemmen. Beide broers hebben het eens in de week een uurtje zwemmen in het instructiebad van Middelharnis tot op oudere leeftijd volgehouden. Op 25 september 1981 is Han op 80-jarige leeftijd overleden. Het was zwaar voor Rien om alleen achter te blijven, want zij waren altijd samen. Rien is op 5 juni 1991 op 90-jarige leeftijd overleden. Tot zijn 89ste jaar was hij eens in de week in het zwembad van ‘De Staver’ te vinden.
Met het overlijden van de Boomsma’s is Goeree-Overflakkee een kleurrijk duo armer geworden.
Door: J.C. Both – streekarchivaris